‘En het was alzo’, presentatie 26 juni 2011

‘Wees hier aanwezig, allereerste geest, 
die over wateren van aanvang zweeft.
Uw goede oog moet zich dit werk toekeren, 
het is gelijk de wereld woest en leeg’

Zo begint het gedicht ‘Awater’ van M. Nijhoff en daarmee verwijst hij naar het scheppingsverhaal, dat ook Mieke van Wijk en mij inspireerde. De titel van ons project, ‘En het was alzo’, is een onopvallend citaat uit het eerste gedeelte van Genesis, dat gaat over de schepping van hemel en aarde, dag en nacht. Dit tussenzinnetje wordt in de bijbel steeds gebruikt als er een scheppingsfase is afgerond en wij hoopten dat ons werk vanaf het begin ook langzaam zou groeien, stapsgewijs zou ontstaan uit onze samenwerking in deze prachtige kerk.

Het is wat lastig om over je eigen werk te spreken, ook al heb je het met zijn tweeën gemaakt. Voor je het weet kleven er teveel woorden aan en dat wilden we juist niet. Maar over ons gezamenlijk werkproces wil ik wel graag een paar dingen zeggen. 

Mieke en ik wisten bij het eerste bezoek aan deze kerk meteen dat we de ongeschonden schoonheid ervan recht zouden willen doen. Dat principe werd onze leidraad, de aanwezigheid van de kerk moest voorgaan. Wat we ook zouden doen, het moest uit respect voor dit bijzondere gebouw zijn dat het verleden ademt en waaraan al zoveel mensen vóór ons hebben gewerkt. 
Ons werk werd zo een vorm van devotie. De aandacht waarmee Mieke haar ‘gouden takjes’ heeft omwikkeld, komt voort uit dezelfde bron als mijn concentratie tijdens het schilderen van de lijnen op de houten vloer. Wij zeiden herhaaldelijk tegen elkaar: ‘De kerk dwingt ons op de knieën’ en dat was zo. We hebben gezwoegd tijdens het schuren van de planken en bij het ophangen van de fragiel balancerende takjes hielden we ons hart vast: zou de draadconstructie het houden, zou de kerk ons werk opnemen? 

De samenwerking was voor ons essentieel: het op elkaar aangewezen zijn om het geheel te doen slagen, onze krachten bundelen om iets te maken dat meer wordt dan de som der delen. 

Er waren speciale momenten, die we ‘mirakels’ gingen noemen. 
Zoals de keer dat we op een ochtend binnenkwamen en er een kleine babypad midden op de vers geschilderde, nog onbetreden vloer bleek te zitten. René, Miekes geliefde, was die dag meegekomen en sprak de treffende woorden: ‘Een aards schepsel!’ We hebben het diertje, dat zich gemakkelijk liet oppakken, maar in het gras gezet van de ‘stille camping hiernaast’, zoals ik iemand de begraafplaats hoorde noemen. 
En gisteren vond er een huwelijk plaats hier op de vloer, onder de gouden takjes: Adam en Eva in de vorm van een bruidspaar.
Een heel speciaal moment was voor ons de improvisatie op orgel en harmonium die Bart Klijnsmit vorige week na afloop van zijn Liszt-concert ten gehore bracht. Hij liet zich daarbij leiden door ons werk, wat een cadeau.

We deden ontdekkingen over de kerk, luisterden naar verhalen erover, lazen alle teksten op de zerken en de ramen, keken naar het veranderende licht, beklommen de laddertjes in de toren onder deskundige begeleiding en zagen terwijl het werk vorderde steeds iets nieuws dat ongemerkt meedeed: de takjes vormen een echo van de ‘huismerken’, de runentekens op de grafzerken, hun goud correspondeert als vanzelf met alle vergulde details in het orgel. En de beschilderde vloer kun je wat mij betreft ook zien als een ‘groot haringnet’ dat verwijst naar de vroegere visserij rond Schermerhorn. 

Mijn eerste woord van dank gaat naar Kristel Braunius, die een meer dan mooi ontwerp maakte voor de poster en uitnodiging, met veel gevoel voor ons project, dat toen alleen nog maar in de kiem bestond.
Heel blij waren we met de medewerking die we kregen van alle vrijwilligers van de Grote Kerk. In de eerste plaats van Henkje Koning, met wie we voordien al veel overlegd hebben, die ons plan steunde en het voorlegde aan de SOHK. Geertje Gieling was er als we haar nodig hadden en Piet Bol, die nu kerkinterieurs in Oostenrijk bewondert, hielp ons samen met Jaap Bakker met technische klussen. Het ophangen en hijsen van de takjeshemel was zonder hen niet gelukt! Bij Kees en Angelique van het café aan de overkant haalden we de sleutel en aten we appeltaart, bij de St Josephschool konden we een kwastje lenen en kregen daarna een belangstellende kleuterklas op bezoek.
We begrijpen dat veel Schermerhorners zich verbonden voelen met deze kerk en als wij hier zouden wonen, hadden we ons ook meteen als vrijwilliger aangemeld: we hebben het als een groot voorrecht beschouwd hier te mogen werken. 

Veel dank voor jullie komst naar deze ‘parel in de polder’! Neem een drankje, enz.…

(gelegenheid tot vragen stellen aan ons beiden)