Home

  CV

  Werk:
    tekeningen
    litho's
    collages
    linosnedes

  Over mijn werk

  Indruk tentoonstellingen

  Contact

  Links

 


   Geboortegrond

Kistje vrouwenmantel
cadeau
uit de tuin
van mijn moeder.

Vierentwintig zaailingen
vol waaiers blakend blad
plant ik

en schraap resten 
zeeklei met kiezel
uit de kist.

Ik mag
de pan uitlikken.

Mei 2004
(verschenen in: catalogus Buitengewoon, Hedendaagse prentkunst)

 

Kindertekening met Christus

Het terugzien van een kindertekening (LS ’65), met een Christus op het kruis in een bont gezelschap van vogels, vlinders en één bij, leidde tot twee volle, kleurige collages waarin religie een rol speelt: ‘Mannaregen’ en ‘Geboorte van Eva’. Zie: collages

 

BAC 1978: FOTO’S REDDEN

In de zomer van 1978 deed ik vakantiewerk op de inpakafdeling van BAC, een fotolaboratorium in Brabant. Het werk bestond uit selecteren en stapelen van foto’s en die met bijbehorende negatieven in mapjes stoppen. Ze rolden in hoog tempo uit een knipmachine. Je zat met zijn tweeën aan zo’n machine en er werkten voornamelijk vrouwen, de meeste al jaren. Het was tamelijk geestdodend werk en de machines produceerden veel lawaai in de grote ruimte. De vrouwen leefden van pauze naar pauze.

Van ons werd ook verwacht dat we de mislukte foto’s eruit haalden door er een viltstiftstreep op te zetten, ze door een versnipperaar te halen en als dat zin had de negatieven terug te sturen naar het lab met een nieuwe opdracht. Wij mochten zelf bepalen wat we als mislukt beschouwden. Je speurde dus naar overbelichte, onscherpe of bewogen foto’s en viste de dubbelopnames eruit. Ook foto’s die te blauw, rood of geel afgedrukt waren, beschadigingen of strepen vertoonden, moesten eraan geloven. Keurig deed ik wat van me verwacht werd, tot ik het niet meer over mijn hart kon verkrijgen om de foto’s te vernietigen, ze apart hield en via mijn schoot in mijn tas liet glijden. Foto’s redden noemde ik dat voor mezelf. Toen kreeg ik een ongekend plezier in het baantje.

Een selectie plakte ik thuis in een album, dat nu zowel een aandenken aan die periode vormt als een wonderlijke verzameling is van voor mij interessante ‘afgekeurde’ foto’s. Laatst besloot ik met een deel van de foto’s uit dit album twee boekjes te laten maken bij Hema Fotoservice, zonder tekst. Toegevoegd: een onscherpe foto van mijzelf met onze hond, uit ongeveer dezelfde tijd. Ik had hem kunnen aantreffen tijdens het baantje bij BAC.

Mei 2012  

 

‘Odes’

Soms kijk je naar wat je hebt gemaakt en zie je dat je iets hebt ontleend aan wat je ooit van iemand leerde of aan andermans werk. Invloeden spelen altijd een rol, al dan niet bewust, uit bewondering of door verwantschap. Daarom heb ik een aantal litho’s opgedragen aan kunstenaars die voor mij cruciaal waren. Enkele waren mijn leraar, alle maakten (ook) grafiek. De serie litho’s die ik maar simpelweg ‘Odes’ ben gaan noemen, blijft open, met de mogelijkheid aangevuld te worden.

 feb. 2012

 

 

‘Waddenzee’, twee boeken met tekeningen

Twee exemplaren van het boek ‘Waddenzee’ (Harlingen, 1976) gebruikte ik als tekenboek. Op de opengeslagen bladzijden van beide boeken probeerde ik met gewassen inkt steeds min of meer dezelfde penseeltekening te maken. 
Met elk tekeningentweetal reageer ik op wat er te zien is op die bladzijden. Soms teken ik daarbij ‘naar de natuur’ of borduur voort op een foto, soms volg ik de lijnen in grafieken of speel in op wat de opmaak van de tekst biedt. Het uitvloeien en opdrogen van inkt met water op glad papier schept structuren die lijken op wat de zee in het getijdenlandschap doet.
Zo ontstond een ‘oplage van twee’ die geen oplage kan zijn, omdat de spontaniteit van elke tekening bewaard blijft. Een tekening is altijd een weerslag van het moment, ook al denk je jezelf te kopiëren.

Nov. 2011



"En het was alzo"
Klik hier voor toespraak presentatie kunstproject 
'En het was alzo', Grote Kerk Schermerhorn, juni 2011. 
Zie 'Indruk tentoonstellingen'.

 

Project 'April', 2009-2010

Voor dit project drukte ik in 8x monochrome kleur 25 prenten van een linoplaat waarin een grondvorm is uitgegutst. Daarbij drukte ik steeds een object (strook papier, sinaasappelnet, handschoen) op verschillende plekken mee op de plaat, zodat in de oplage elke prent uniek is. Per kleur gaf ik een titel die ontleend is aan een gedicht of songtekst (engelstalig).

De 200 prenten die zo ontstonden, vormen samen een geheel, een stroom van werken waarin eenvoud, lichtheid, toeval en taal hand in hand gaan. De reproduceerbaarheid die grafiek eigen is, werd zo ingezet als een vraag waarop steeds een ander antwoord gegeven kan worden. 

Gedichten/songteksten: A Change is Gonna Come (soulnummer), My favourite things (jazz- en musicalnummer), Will The Circle Be Unbroken (spiritual), Who by Fire (Leonard Cohen), As I Walked Out One Evening- W.H. Auden, You're- Sylvia Plath, Water- Philip Larkin, Between the form of Life and Life- Emily Dickinson.

(Zie ook: 'Indruk tentoonstellingen' en 'linosnedes')


  

Op galeries.nl: 'Kunst van de dag' door Chris Reinewald, 5 februari 2010

 

Gevonden voorwerpen

Tijdens het maken van de lino-serie ‘Gevonden voorwerpen’ (20 titels, elk in een oplage van 10) noteerde ik af en toe mijn gedachten erover. 
Ik ben begonnen met linosnede nadat ik een paar maanden geen grafiek gemaakt had. De directheid van lino sprak me altijd al aan, het planmatige ‘omgekeerd tekenen’ niet.
Ooit maakte ik gouaches in wit, geschilderd op een zwarte ondergrond, maar wist niet goed wat ik daarmee wilde. Het deed me denken aan schrijven op een schoolbord en ik vond het gekunsteld. In lino is het dat juist niet: geen mooier, scherper en eerlijker wit op zwart dan door het drukken van een linosnede, omdat het voortkomt uit de techniek.

Ik oefende me dus in het soepel gutsen van bochtjes, golfjes, hoeken, luie en levendige lijnen en zocht naar kracht en eenvoud van uitdrukking in het simpel houden van mijn middelen. Na een paar kleine probeersels maakte ik een grote lino in een vierkant formaat, die als broddellap en uitgangspunt bleek te dienen voor de serie die erop volgde.
Allerlei objecten die in de loop van de jaren op mijn pad kwamen, ‘gevonden voorwerpen’ die ik bewaard heb en waaraan ik op de een of andere manier waarde en betekenis hecht, had ik kriskras op de plaat linoleum gelegd, als een kind met potlood omgetrokken en  de zo ontstane lijnen uitgegutst. Van een oesterschelp en een speelgoedijsbeer tot een ex voto en een usb-stick, alles danste en buitelde door en over elkaar in een onschuldige devotie voor de dingen,  als een rommelig dessin op een tafelkleed. Echt tevreden was ik er niet over, maar chaos is vaak een goed begin.
Na een proefdruk noteerde ik: gesloten, organisch aandoende vormen/volumes, 1 object kan op veel manieren omgetrokken, overlap storend, onrustig, haalt diepte eruit, meerduidigheid toegestaan.
Onwillekeurig had ik het thema ‘kringloop’ weer te pakken, in de vormen die ik beschreef en omhulde met doorlopende, samenkomende, meestal sluitende lijnen. Kransen, kringetjes, gekrulde elastiekjes; de slang bijt zich telkens weer in zijn staart. Dat verheugde me. Het zat me ook dwars: zo’n vormprincipe zou immers tot een  dwangmatige werkwijze kunnen leiden. Hoe zou het bijvoorbeeld zijn om iets te kiezen wat je niet gemakkelijk kunt omtrekken, zoals het pluis van een paardebloem of een prop papier?
Toch bestelde ik een voorraad linoleum en een stapel Simili Japon-papier, nam een pot zwarte drukinkt en begon aan een lino van houten ijslollystokjes en ijslepeltjes die ik vond op straat. Vervolgens kwamen de roerhoutjes. Ik noteerde: alledaagse dingen, wegwerpmateriaal, gestileerde takjes!
Daarna selecteerde ik snel, vastberaden en tamelijk onberedeneerd, als iemand die spullen redt uit een brandend huis, de dingen die de onderwerpen van de erop volgende lino’s werden. Dingen die ik overal vandaan haalde en waar ik soms zelf verbaasd over was, maar die ik beslist niet wilde censureren. Een enkele keer komt een motief terug alsof het met me vergroeid is, zoals de kluit zeeklei die ik eerder tekende.
In de titels benoem ik ze om er geen raadspelletje van te maken, maar beperkend blijft dat wel. In iedere lino ‘bekijk’ ik  het gekozen object van verschillende kanten, tast het af  in lichtende lijnen alsof ik het voor het eerst zie, om de veelvormigheid van een enkel ding op te roepen en de waarneming ervan die altijd persoonlijk en relatief is. Telkens maak ik zodoende een reeks waarin je ‘onregelmatige  regelmaat’ kunt ontdekken. Geen vorm is helemaal gelijk, wat herhaling lijkt, is het niet. Vaak gebeurt dat in regels, alsof  ik woorden schrijf in een prettig ritme, soms vul ik het vlak minder geordend of treed buiten het kader. De lijnen kunnen dik of dun zijn, elke lijn volgt zijn eigen loop.

(tekst bij handgemaakte doos met 20 linosnedes)

Strosporen

De serie van 50 tekeningen die als titel ‘Strosporen’ draagt, ontstond nadat ik voor mijn kippen een baal stro meenam van hoeve Nooit-Gedacht, waar ik ben opgegroeid. 
De lege aren aan de strohalmen hebben wel iets weg van kwastjes en zo begon ik ze in de inkt te dopen en ermee te tekenen.
In elke tekening maakte ik één tekengebaar, zonder tussendoor nieuwe inkt te nemen. Soms hield ik het strootje in de linker-, dan weer in de rechterhand en soms tekende ik met links en rechts tegelijk.

Laurien Sneep
september 2009

 

Greinen en ploegen

De laatste jaren maak ik behalve tekeningen en collages ook litho’s. Vanuit het tekenen was de stap naar lithografie voor mij vanzelfsprekend, tekenen in uitgebreide zin. De techniek vergt nogal wat lichamelijke inspanning en is ambachtelijk. Een mooie oplage onder je handen te zien ontstaan geeft veel voldoening. Ik houd van het tekenen op de steen. Het krijtje te laten schuiven, dansen, stuiteren op een ondergrond die niet meegeeft, een natuurlijk materiaal met een eigen kracht, en daarvan de mogelijkheden leren kennen, het is een unieke gewaarwording. 
   Zowel in mijn tekeningen als in mijn litho’s zijn planten, wortels, zaden en vruchten vaak onderwerp. Ik licht ze uit, portretteer ze, zodat het botanische tekeningen lijken en laat me daarbij leiden door herinneringen, associaties of stemmingen die planten bij me oproepen. Soms is er een verband met mijn boerenafkomst, maar ook een vondst onderweg of in de tuin of iets wat iemand meebrengt kan de aanleiding vormen voor een werk. Ik heb een voorkeur voor wat argeloos en niet nadrukkelijk is, vergeten of veronachtzaamd.
   Altijd is er een emotioneel verband tussen het onderwerp en de weergave, waardoor nieuwe betekenis kan ontstaan. Zo heb ik eens een serie verlepte akkerdistels getekend en begreep later dat ik een vertrouwd onderwerp koos: distels wieden deed ik in mijn jeugd, ‘s zomers. Er zat een wereld aan vast. Het schoffelend losmaken van de hoge distel in bloei met een werkhandschoen aan, het meenemen en thuis behoedzaam neerleggen ervan op een laken, kregen daardoor het karakter van een eenvoudig ritueel. De voorbereidingen om een plant te tekenen zorgen ervoor dat ik er het contact mee krijg om een geconcentreerde tekening te kunnen maken. Op papier of op de steen. 
   Mijn stijl is dan ook direct en gericht op lijn en vorm. Ritme en beweging, zowel in de intensiteit van de tekengebaren als in de getekende lijnen, zijn belangrijk voor mij. Zelden is de techniek aanjager van iets nieuws, het tekenen vormt het avontuur. Zien en tekenen, tekenen en zien, daar gaat het om. Ik ben blij als ik kan volstaan met wat ik ervaar als de essentie. Soms krijg ik die cadeau, soms moet ik daar eindeloos naar zoeken. De lithosteen gebruik ik als een steeds weer schone lei, een kladblok. Mijn oplages zijn klein.
   Het lithoproces lijkt op het oerprincipe van landbouw bedrijven, op ploegen, zaaien, oogsten, bedacht ik laatst tijdens het greinen. Regelmatige rondjes draaide ik met de loper en zag geploegde voren in de over elkaar schuivende cirkels. Het past bij wat ik graag als mijn thema beschouw: de kringloop van ontkiemen, bloei en verval. Zo komt alles samen, of je wilt of niet.

Laurien Sneep
maart 2008

 (verschenen in: VOG-bulletin, gewijzigd)

 

‘Sommige olifanten hebben zoveel esthetisch gevoel dat ze met plezier met hun slurf schilderen. Van de opbrengst van hun werk kunnen ze niet alleen zichzelf maar ook hun verzorgers onderhouden, al is dat natuurlijk geen criterium voor het maken van goede kunst (er zijn ook zeer goed schilderende, maar nauwelijks verkopende olifanten).’

Tijs Goldschmidt, Kloten van de engel, p. 55

Olifanten tekenen

Vanaf het moment dat Marja Vleugel vroeg of ik de volgende olifantprent wilde maken, verzamelde ik van alles rond het onderwerp en keek anders naar films waarin olifanten voorkomen.
Mijn oog viel op een krantenbericht over een kudde van 800 olifanten die rondtrekt in Soedan, zonder last te hebben van de burgeroorlog die daar woedt. Een prachtige luchtfoto van een olifantengroep stond erbij. In het WNF-blad ontdekte ik een lief (Aziatisch) olifantenkalf in galop. 
Ik haalde ook het boekje ‘Rembrandts olifant, het verhaal van Hansken’ uit de kast. Daarin vertelt Michiel Roscam Abbing de geschiedenis van de op Ceylon geboren olifant Hansken, die in de 17e eeuw op een VOC-schip naar Amsterdam gebracht werd en vervolgens als attractie door Europa trok. Er staan zowel de tekeningen in die Rembrandt van het dier maakte, als anonieme reclameprenten waarop getoond wordt welke kunstjes Hansken beheerst, zoals zwaaien met een grote vlag of schermen.
In ‘Kloten van de engel’ van Tijs Goldschmidt kwam ik de passage tegen die boven dit stukje geciteerd staat, in een essay dat gaat over het slechts graduele verschil tussen mens en dier. Toen ik, nieuwsgierig geworden naar het fenomeen schilderende olifant, ‘elephants painting’ googlede, verscheen er tot mijn verbazing een groot aantal afbeeldingen van vrolijk slurfkwastende olifanten, vaak met een oppasser en een groepje toeschouwers erbij. Niet altijd is het creatief product te zien, maar waar dat wel zo is, sta je versteld van de kleurexplosies in voorstellingen die een redelijke beheersing van het penseel suggereren.  
Ik had mijn onderwerp gevonden, het moest een prent worden met een schilderende of tekenende olifant! Meestal teken ik naar de natuur en leg een plant of takje voor mijn neus. Met een olifant ligt dat wat anders en hoewel ik naar Artis had kunnen gaan, omringde ik me nu maar met al het verzamelde beeldmateriaal. Het olifantje van een wijnetiket mocht ook meedoen, Dombo en Jumbo vielen af.
Omdat ik toch hoopte een zekere onbevangenheid te kunnen bewaren, besloot ik onvoorbereid een ‘klassiek’ studieblad vol olifanten te maken. In de vorm van een litho, want daarmee houd ik me bezig op het Grafisch Atelier.
Met anelinepotlood (drukt niet mee) maakte ik een vlakverdeling op de steen als van de 17e eeuwse reclameprenten en bedacht dat in elk vak een kleine studie zou komen. En in het grote middenvak, als pronkstuk, een olifant met kwast in de slurf. Mooi bedacht, maar tijdens het werken gingen de olifanten aan de wandel: de studies dijden ongemerkt uit. Slurven, slagtanden, zware poten en huppelende babyolifantjes traden levenslustig uit hun kaders en ik had het nakijken. Wel verscheen in het midden een aandoenlijk grijs exemplaar, dat de chaos nu bedeesd aanschouwt. Om mijn voornemen enigszins trouw te blijven, voorzag ik tot slot alle dieren van een dun potlood in de ronding van hun slurf en hier en daar deelde ik als een juf tekenpapier uit.
Zo, nu deden mijn olifanten hun kunstje en had ik het mijne gedaan: olifanten tekenen!

(bij litho ‘Olifanten tekenen’,  
verschenen in ‘¾ Olifant’, periodiek van Grafisch Atelier Alkmaar,
december 2008)